MUSEUM AAN DE STROOM [MAS] ANTWERPEN, 18 mei – 20 augustus 2017

RADICAL HEARTS in samenwerking met MAS en KMSK Antwerpen

De tentoonstelling omvat werk van Jean-Baptiste Carpeaux, Dosso Dossi, Tony Cragg, El Greco, Bracha Ettinger, Linda Vinck, Adriano Cecioni, Trees Demits, Tanyu Kano, Christophe Denys, Horinuichi Sokan, Toon Haenen, Goya, Bert De Leeuw, Karl Grünling, Celio Braga, Jeanette Sendler, Maartje Korstanje, Karl Diefenbach, Pol Bury, Bart Vandevijvere, Henning von der Heyden, Jan Dries, Corry Van der Massen, Desiderio Monsù, Baudouin Oosterlynck, Karen Santen, Jef Verheyen, Saskja Snauwaert, Tessa Farmer, Karen Vermeren, Pé Vermeersch, maar ook een aantal gelijkwaardige scheppingen van anonieme kunstenaars uit diverse tijdperken en regio’s. De kunstwerken wordt samengebracht in mekaar opvolgende ‘golven’, die soms een gelijkaardige esthetische energie vertonen, soms een spanning onder mekaar teweegbrengen die meer omvat dan deze in de afzonderlijke kunstwerken. De kunstwerken werden uitgekozen door Paul Vandenbroeck[1].

Een transculturele tentoonstelling, een transcultureel lichaam : over ENCOUNTERS AT RISK /  de inzet van het lichaam

Donderdag en vrijdag van 13.30 tot 16.30, zaterdag en zondag van 14.30 tot 17.30

en de laatste woensdag van elke maand van 15.30 tot 18.30

Op 5 augustus tijdens de Museumnacht in Antwerpen : nacht-performances

Dans en beeldende kunst / dans als bemiddelaar

In het laatste decennium is de relatie tussen dans en plastische kunst, of tussen dans en de ruimte van het theater en het museum, vaak in vraag gesteld en her-dacht. Vooral de vraag naar de tijd. Dit ‘uitrekken’ van de tijd vertolkt een diep verlangen, een noodzakelijkheid binnen de huidige samenleving : hoe het publiek deelachtig te maken aan deze tijd van en voor het lichaam, van de dans en performance. Dit verlangen heeft ook te maken met de weigering om een kunstwerk-in-de-tijd als een gemakkelijk consumptie-object te vergooien.

Niet alleen Anna Teresa De Kersmaeker met ‘Work/Travail/Arbeid’, ‘verlengt’ de ijd van haar  performance die aanvankelijk voor de scène gedacht was, ook in de wereld van de performance (Marina Ambramovic / The artist is present) of van het theater zelf (Jan Fabre / Mount Olympus) werd de tijd behoorlijk ‘uitgerokken’.

Maar reeds in 2001 creëerde Pé Vermeersch haar ‘Blondes have no soul’ : een voorstelling die in haar radicaliteit ten gronde de relatie tussen dans en beeldende kunst her-dacht. Niet alleen wat betreft de langere tijdsduur, maar evenzeer in haar streven naar uitzuivering en de noodzaak om te dansen zonder ook maar enige verhalende dimensie of muzikale ondersteuning. Dit werk stelt de niet alleen museale condities in vraag, condities die de kunstenares overbrengt naar de theaterruimte ; in haar vanzelfsprekende naaktheid stelt zij ook haar dans voor als een autonoom beeldend werk van een doorleefde abstractie.

De nieuwe creatie ‘Encounters at risk’ werd geconcipieerd reeds in december 2004 door Paul Vandenbroeck en Pé Vermeersch (Radikale Harten vzw). Deze creatie bood Pé en haar internationale groep een nieuwe gelegenheid om een enorm danswerk te ontwikkelen in relatie tot museale ruimtes en beeldend werk van velerlei aard. De notie van de lange tijdsduur wordt nu uiterst uitgebreid tot een danswerk van drie maanden ; bovendien zal de dans niet alleen een processueel kunstwerk zijn, maar ook een bemiddelaar tussen de beeldende werken en het publiek.

Deze tentoonstelling heeft een andere uitvalsbasis dan zovele andere exposities : wat ons uiteindelijk raakt in het kunstwerk is niet een idee of concept, zelfs niet een (herkenbare) emotie, maar zijn esthetische vormen/gedaante die geboren worden uit het lichaam van de kunstenaar. Een lichaam bezit elk mens. Het waarnemen, de sensibiliteit, is eigen aan elk lichaam, ook dat van ons allen. De ge-leefde lichamelijkheid (psychocorporaliteit) is het kernpunt van deze tentoonstelling en van de bemiddeling tussen objecten, dansers en toeschouwers.

Doorheen de dans trachten we een comfort- en risico-zone voor het publiek tot stand te brengen. Aldus zal de toeschouwer in staat zijn, een nieuwe en ongekende waarnemings-laag te leren kennen. Daarin zullen sensibiliteit, complexe gewaarwordingen en intuïtie dienst doen als middelen voor een waarachtige beleving van het kunstwerk. Als gevoelsgidsen nodigen de dansers de toeschouwer uit tot het beleven  van een fijnmazige  relatie tussen dans en beeldend werk, doorheen een parcours van empathische ontmoetingen.  Dans wordt een bemiddelaar tussen het kunstwerk (installaties, schilderkunst, textiel, sculptuue, video). Aldus hopen we, de verbeelding, de overdenking, de emotie en de kennis te stimuleren van de toeschouwers als getuigen van de performance; we hopen eveneens om die  ‘andere’ laag te kunnen prikkelen die intuïtief is, en haar werkelijke en tastbare oorsprong in het bezielde lichaam vindt.

De titel ‘Encounters at risk’ suggereert dat de voorgestelde ontmoetingen ‘gevaarlijke’  zones kunnen inhouden, onbekend, misschien ook soms ongemakkelijk en ongewoon. Dat is, omdat een zeker risico niet geschuwd wordt, omdat de uitdaging niet zonder ‘gevaar’ is : de intuïtieve laag die we wensen te openen kan nooit gevonden worden in een comfortzone van verstandelijk begrijpen. ‘Afdalend’ naar het sensibele, het intuïtieve of het lichamelijke, betreden we een zone die eerder met een contemplatieve dan met een vaste en ‘scherpgestelde’ blik benaderd kan worden. Het is juist die ‘wazige’ blik, dat onduidelijke ‘ding’, deze wijze van waarnemen die de weg daartoe opent en die we willen bereiken.  Een zingevende onzekerheid en complexiteit.

De ontmoetingen in ‘Encounters’ zullen plaatsvinden tussen de kunstwerken zelf (te samen gebracht in de tentoonstelling op een zeer specifieke wijze), maar ook tussen de verschillende dansers, tussen hén en de kunstwerken die beiden verschillende types van energieën belichamen.

De kunstwerken in deze tentoonstelling zijn afkomstig uit diverse culturen en tijdperken ; ze worden in groepjes te samen gebracht maar niet op grond van historische, thematische of verhalende lijnen of overeenkomsten. Ze ‘ontmoeten’ elkaar op grond van hun eigen innerlijke  esthetische kwaliteiten intrinsèques, en op grond van hun relatie tot het lichaam. Voor ons huist het  esthetisch ‘embryo’ van het kunstwerk in de woelige gebieden tussen ziel en lichaam (de zogenaamde  ‘psychocorporele zones’). Daarom juist nodigen we de ‘meesters van het lichaam’ (want dat zijn dansers toch) uit om deze verborgen lagen ‘tastbaar’ te maken en door te geven aan het publiek.  Op die manier willen we geen enkele benaderingswijze van het kunstwerk uitsluiten, ook niet de rationele, emotionele of conceptuele. We trachten wel, doorheen de dans, de mogelijkheid aan te reiken om het esthetisch werk waar te nemen langs intuïtieve en lichamelijke wegen.

Aangezien de tentoonstelling een honderdtal voorwerpen telt, zal het onmogelijk zijn om op één dag alle kunstwerken te doen opleven doorheen de dans. Daarom zal het parcours van de dansers, parcours dat uiteenlopende groepen, zones, tijdsduren en energieën telt, zich gedurende de drie maanden dat de tentoonstelling duurt, zich ontwikkelen. Pé zal dus doorheen deze periode één lange maar innerlijk wisselende performance zich laten opbouwen.

‘Encounters at risk’ zal aldus een ‘work in progress’, of beter, een processueel kunstwerk zijn, op doorlopende basis. De deelnemende dansers delen sinds jaren een diepe affectie en interesse voor het danswerk van Pé en hebben reeds deelgenomen aan een aantal van haar projecten (workshops en performances). Enkele ‘nieuwkomers’ worden uitgenodigd om aan dit onderzoek deel te nemen en zullen ingewijd worden in dit proces. De dragende kern ervan zijn drie danseressen en zal stilaan uitgebreid worden..

De ‘midden-as’ in dit project vormt de ontmoetingen tussen Naoka Uemura, Pé Vermeersch en Angela Babuin. Naoka Uemura, Japanse danseres gebaseerd in Tokyo, heeft, zoals Pé, lang gestudeerd en gewerkt met de ‘iconische’ dansmeester Akira Kasai. Naoka en Pé, behorend tot dezelfde generatie, ontmoeten elkaar hier, na tien jaar, weer, en dansen voor het eerst één project tesamen. Gedurende de laatste twaalf jaar heeft de Italiaanse danseres Angela Babuin, gebaseerd in Paris en Buenos Aires, zich ontwikkeld doorheen een aantal workshops van Pé, en is ze in verschillende creaties en performances van Pé een belangrijke actor geworden. Met haar eigen  présence et opmerkelijke dynamiek heeft ze verscheidene uitdagingen op unieke wijze vorm gegeven.

Andere performers zullen gedurende een deel van het traject meewerken : Mira Walschot, Rebecca Rosseel, Federico Ordoñez, Hanne Schillemans, Alejandro Pablo Russo (ARG), Ilya Krouglikov (CA) en Ana Lawson Llanes.

Het ENGAGEMENT van het bezielde lichaam (in beeldende kunst en in dans)

Hoe kan men het engagement van een choreograf (her)kennen indien dit niet uitdrukkelijk getoond wordt doorheen een verhaallijn, een bepaalde actie, een geschiedenis of een thema ? Waar kan men de ware betekenis van een werk vinden wanneer dit laatste binnen de abstractie blijft, of tenminste abstract schijnt door het ontbreken van verhalende elementen ? We beschouwen de ‘eenvoudige’ schepping van schoonheid langs esthetische weg als wezenlijk, de aanwezigheid van deze scheppende kracht als hoogst noodzakelijk belangrijk in onze verwarrende samenleving; daarbij aansluitend, is de danstaal van Pé Vermeersch in haar abstracte schoonheid een maatschappelijke keuze.

De gevoeligheid, het sensibele lijf, het empathische lichaam zijn zeer atuele onderwerpen in onze samenleving ; de noodzaak ervan (h)erkent men in velerlei sociale handelingen, en soms vindt men ze ook als basis van een choreografisch werk. Aangezien Pé niet werkt binnen een verhalend kader, manifesteert haar engagement zich als ‘zuiver danswerk’, tot uiting komend in de specificiteit van het lichaam en van zijn beweging. Welk soort van lichaam, geest, tijd, ruimte, en dans bieden we dus aan de hedendaagse kijker aan ? Op welke wijze kan de danser via zijn kunst antwoord bieden en relevant zijn in onze maatschappij ?

Deze turbulente tijd stelt de mogelijkheid van wederzijds begrip en van het samen-bestaan van diverse traditionalistische en ‘modernistische’ culturen in vraag.  We geloven ten diepste dat het alleen kunstwerken waarvan het beginsel buiten het narratieve en cultureel gecodifieerde veld, of buiten het conceptuele domein ligt, die brug kunnen slaan ; dat men een esthetische zone scheppen kan die toegankelijk is voor heel de mensheid, die niet alleen maar toebehoort aan één cultuur, die geen nood heeft aan ‘verklaring’ om te bestaan en zijn werking uit te oefenen. Het zijn juist deze soorten van esthetische schepping die ons verenigen, die tegemoet komen aan gevoeligheden, verlangens en affecten die overal kunnen ‘begrepen’ worden, zonder voorafgaande uitleg of idee. Het zijn zulke esthetische scheppingen die de toeschouwer ‘meevoeren’ naar zijn eigen wijze van ‘geraakt’ of gepassioneerd te worden. En het zijn juist zulke werken die in deze tentoonstelling samengebracht worden : ze zijn drager van energieën, gevoeligheden, lichamelijke verwortelingen over de drempels van tijd en ruimte heen.

Pé Vermeersch : ‘Ik wil een soort dans ontwikkelen die niet gebaseerd is op een stijl maar op het ‘ge-leef-de’ leven en op de ervaringen en gewaarwordingen van de dansers. Uiteraard wordt daarbij gebruik gemaakt van de ‘danswerktuigen’ zoals compositie, ritme, ademhaling. Dit lichaams- en danstype in samenhang brengen met deze veelsoortige kunstwerken [in de tentoonstelling] gaat samen met humanistische of antropologische beginselen die de overeenkomst tussen alle mensen begunstigen, alle lichamen, alle ervaringen en gevoeligheden, zonder herkend te moeten worden als ‘typisch Westers’.

“Elk groots kunstwerk overschrijdt grenzen van tijd en cultuur, en markeert een drempel naar een ongekende wereld die ons in ons hart zal weten te raken” (Paul Vandenbroeck).

We leven in een tijd waarin we de natuur en een bepaalde levenskwaliteit meer en meer missen. Waarin we heftig verlangen om een ‘natuurlijk’ lichaam met zijn adem, ritme en beweging te voelen. Hier zien we deze natuurlijkheid niet als een ‘zich laten gaan’, als een of ander ‘organisch’ handelen, of als simpelweg als een zich-goed-voelen. Deze natuurlijkheid baseert zich juist op een  constructie en compositie die dit ‘simpel’ lichaam vaak ‘in gevaar brengen’. Met andere woorden : als de overgave echt een communicatie wil zijn, moeten we doorheen een hard en langdurig werk dat een plaats opeist voor verbeelding, helderheid (luciditeit), on-middellijke inspiratie, én compositie. De danser balanceert tussen gevaren- en comfortzones. Het lichaam waarmee we werken is in oorsprong ‘een-voudig’ en ontdaan van een specifieke stijl. Niettemin is elke beweging, elke dynamiek, elk ritme mogelijk, zonder evenwel stilistisch herkenbaar te zijn. De oorsprong van de dans is niet een stijl, maar een engagement in het lichaam zelf, en in zijn deelname in een gemeenschap.

De dans waarvoor Pé staat, gaat uit van een lichaam dat tegelijk een-voudig en uiterst complex is. Een lichaam dat niet ‘geprogrammeerd’ is, waaraan geen stijl ten grondslag ligt (ook de zogenaamde ‘hedendaagse dans’ kan duidelijk als een stijl herkend worden). Het lichaam is open, een veld van mogelijkheden waar alles kan geschieden. De enige echte ‘hedendaagsheid’ is te vinden in de werkelijkheid van het lichaam en zijn aanwezigheid, in de ervaringen en gewaarwordingen die erin zijn opgeslagen, in de bewegingen die eruit oprijzen in samenhang met ruimte en ritme.

Eigen aan dit danswerk zijn een vloeiend komen-en-gaan tussen de innerlijkheid en de ruimte, tussen een veelvoudigheid en een lucide bewustzijn. Deze kwaliteiten laten een wezen vermoeden da talles kan aanvaarden, zonder taboes en zonder identificatie aan een of andere stijl ; een lichaam dat de paradox be-leeft en dat zoveel mogelijk opslorpt.  Ontspannen zijn in de veelvormigheid van het lichaam houdt geen of/of in, maar een en/en. Het gaat er niet om, te kiezen ten gunste van een eenheid, maar eerder om ruimte te laten voor een co-existentie van verschillende lagen (hetgeen ook te merken is op het fysieke niveau : niet alleen het centrum is belangrijk, maar evenzeer de periferie en de contouren worden interessant en wezenlijk). Deze onderhandeling gaat verder en verder. De overgave en de diepe sensibiliteit zijn allesbehalve vanzelfsprekend. Ze worden niet ‘gegeven’ en zijn veel moeilijker te bereiken dan gewoonlijk wordt aangenomen.

Deze arbeid vindt plaats in de schepping van een ‘abstracte’ kunst, maar om het lichaam ‘abstract’ te krijgen, moet men door een concreet, een-voudig en vat-baar werk gaan. Het gaat niet om een ‘vormelijke’ of maniëristische, maar om een doorleefde en waar-achtige abstractie.

Het lichaam in de openbare ruimte

Gedurende de drie maanden dat dit project zal duren, zal ‘Encounters at risk’, buiten de diepe betekenis van de abstractie op mondiaal niveau en van haar belichaming door danser suit verschillende continenten, een dagelijks en concreet engagement aangaan : door de passage van de beslotenheid van de woning doorheen de openbare ruimte naar de (op een andere wijze besloten) museale ruimte. Elke dag zullen de dansers hun performance starten vanuit het appartement waar ze wonen, op een paar honderd meter van het MAS, in de wijk ‘Het Eilandje’.  Ze zullen een blindwalk brengen in de publieke ruimte. Misschien neemt een voorbijganger de tijd om te kijken naar deze ‘wandeling’ (die een uiterste sensibiliteit vergt, en waarin de danser totaal vertrouwt op zijn ‘gids’). Misschien wordt de nieuwsgierigheid en de openheid van deze toevallige toeschouwer geprikkeld om het MAS binnen te gaan en dit stille en geconcentreerde werk dat ingeleid wordt door deze inwijdende wandeling verder te beschouwen. Ook hier hebben we een  ‘encounter at risk’ voor ons : de danser in de onvoorspelbare zone van de straat en de stad.


[1] Paul Vandenbroeck, commissaris van deze tentoonstelling, is kunsthistoricus, verbonden aan het Koninklijk Museum van Schone Kunsten te Antwerpen, en deeltijds professor aan de onderzoeksgroep IMMRC (KULeuven). Naast zijn wetenschappelijk onderzoek heeft hij een aantal tentoonstellingen opgezet die een sterke impact hadden op een generatie, zoals ‘Beeld van de Andere, vertoog over het Zelf’ (Antwerpen, KMSK, 1987), ‘America’ (Antwerpen, KMSK, 1992; in samenwerking met M.-Cathérine de Zegher), ‘Hooglied’ (Brussel, PSK, 1994), ‘Trance Dance’ (Antwerpen, KMSK, 1997), ‘Borderline’ (Brussel, PSK, 2000), ‘De hemel in tegenlicht’ (Mechelen, Lamot, 2009), alsook, in samenwerking met Pé Vermeersch, kleinschalige tentoonstelings- en performance-projecten als ‘Wat weeft in mij ?/ Qui m’a tissé le souffle ? / Mayyi zttan ounfousinou ?’ (Kortrijk, radical hearts; Breda, Lokaal 01; Machelen, Raveel Museum; Ronse, CC De Ververij, 2011-14), ‘Bodies of Lace’ (Kortrijk, Museum Texture, 2016), ‘Il bakhnoug, un libro tessuto’ (Firenze, Villa Romana, 2016). Paul Vandenbroeck heeft het danswerk van Pé Vermeersch steeds ervaren als een toekomstgerichte scheppende versie van, en een psychocorporele reflectie op wat hijzelf textueel benadert : de transculturele ‘signifiance’ (schepping van zingevende betekenis op existentieel vlak) in diverse culturen.